Hieraan gaat een historische evolutie vooraf. Gevolmachtigde onderschrijvers vinden hun ontstaan in de 18e eeuw, wanneer verzekeraars op zoek gingen om nieuwe lokale markten te veroveren. Daarbij maakten ze gebruik van netwerken van direct met hen verbonden agenten.
In de loop van de 19e eeuw hadden deze agenten, vaak van vader op zoon, heel wat specialistische kennis in nichemarkten opgebouwd.
Geconfronteerd met een stijgende vraag aan verzekeringscapaciteit, begrepen sommigen onder deze agenten de noodzaak om de verzekeringscapaciteit van meerdere verzekeraars te cumuleren.
Dankzij dit concept van medeverzekering zagen gevolmachtigde onderschrijvers het levenslicht. Enerzijds konden verzekeraars die zelf geen expertise in bepaalde types risico’s hadden en/of niet aanwezig waren op bepaalde markten, hier toch activiteiten in ontplooien, zonder dat hier hoge operationele kosten tegenover stonden.
Anderzijds konden verzekerden (eventueel via hun makelaars) voortaan genieten van een mutualisering van hun risico’s, in verzekeringsproducten die door gevolmachtigde onderschrijvers op maat van de werkelijke risico’s werden geschreven. In deze optiek waren gevolmachtigde onderschrijver onafhankelijke zakenlui, die verantwoordelijk waren voor de technische resultaten van hun eigen portefeuille.
Vandaag vervullen gevolmachtigde onderschrijvers hun vak eerder onder vennootschapsvorm, en vertrouwen zij op de onafhankelijkheid die zij hebben verworven, door hun reputatie op het gebied van technische deskundigheid en kwalitatieve dienstverlening.
De gevolmachtigde onderschrijver staat tussen de verzekeringsonderneming en een andere verzekeringstussenpersoon (meestal een verzekeringsmakelaar).